Rechtspraak WTP (“loodsen en invaren”)

Bedrijven, pensioenfondsen en verzekeraars moeten de komende jaren hun pensioenregelingen aanpassen aan de Wet toekomst pensioenen ("WTP”). De verwachting is dat dit tot veel procedures zal leiden. Ik houd je graag op de hoogte van interessante uitspraken.

Rechtbank Rotterdam (kort-geding)
Datum uitspraak: 27-12-2024
Vindplaats: ECLI:NL:RBROT:2024:13102

Geschil

Stichting Beroepspensioenfonds Loodsen (“𝐁𝐏𝐋”) is van plan om op 1 januari 2025 de bij haar opgebouwde pensioenen in te brengen in een nieuwe pensioenregeling onder de WTP. In een brief van 28 november 2024 heeft zij eiser laten weten wat zijn pensioen na 1 januari 2025 naar verwachting zal worden. Eiser, een gepensioneerde loods, vindt dat dit te laat was. Hij eist daarom in kort geding dat het invaren voor hem wordt uitgesteld.

Eiser heeft er recht op dat hij voorafgaand aan het invaren een zo nauwkeurig mogelijke prognose ontvangt over de vermoedelijke gevolgen van het invaren (artikel 59 jo. 145i van de Wet verplichte beroepspensioenregeling). De wet stelt geen termijn die een pensioenfonds in acht moet nemen. Als algemene regel geldt dat deze informatie tijdig moet worden verstrekt. Eiser stelt dat drie maanden een redelijke termijn is. BPL stelt dat één maand voldoende is.


Beoordeling

De voorzieningenrechter is van oordeel dat de tijd die eiser heeft gekregen om zich te beraden over de aan hem verstrekte prognose kort is. Het pensioen van eiser gaat naar verwachting per 1 januari 2025 met 8% omhoog. Hij heeft dus geen tijd nodig om zijn uitgaven aan te passen aan een verlaagd pensioen. Zijn belang zit erin dat hij de prognose wil controleren. Dat kan echter ook nog na het invaren. Daar staan grote belangen aan de zijde van BPL tegenover. Het invaren is gepland per 1 januari 2025 en vanaf dat moment wil BPL overstappen naar één nieuwe regeling voor alle betrokkenen. Het belang van BPL weegt zwaarder dan het belang van Eiser.


Noot

De termijn voor de informatie/prognosebrief lijkt minimaal vier weken te moeten zijn maar indien mogelijk langer. Dit zal afhangen van de omstandigheden. De voorzieningenrechter vond het belangrijk dat het pensioen van de gepensioneerde loods op korte termijn omhoog zou gaan. Mocht er sprake zijn van een (substantiële) achteruitgang van de pensioenuitkering dan zou dit in zijn algemeenheid reden kunnen zijn dat de pensioengerechtigde tijdiger zal moeten worden geïnformeerd om indien nodig de gelegenheid te krijgen om uitgaven aan te kunnen passen.

Volgende
Volgende

Een muizengaatje om onder een verplichtgesteld pensioen uit te komen